Geen afwaardering van onzakelijke vordering op de eigen BV
Belanghebbende, de heer X, leent vanaf 2008 forse bedragen uit aan zijn BV. Dit loopt in 2010 op tot bijna € 900.000 tegen 4% rente, terwijl er geen afspraken zijn gemaakt over aflossing en er geen zekerheden zijn bedongen. Pas vanaf 2012 vinden enige summiere schriftelijke vastleggingen over de rekening-courant verhouding plaats. De rente wordt wel verhoogd tot 8% vanwege de risico's. Voor 2011 is in geschil of X door de geldverstrekkingen een vordering heeft op de eigen BV en zo ja, of de afwaardering van deze vordering ten laste van het belastbaar inkomen van X kan worden gebracht.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat sprake is van een onzakelijke geldlening. Daardoor blijft de inkomstenbelastingcorrectie die de fiscus bij X heeft aangebracht in stand. Een onafhankelijke derde zou namelijk niet bereid zijn geweest om het ontbreken van zekerheden en aflossingen te compenseren met een hogere vaste niet-winstdelende rente. Het verlies op de lening kan niet ten laste van het belastbaar inkomen van X kan worden gebracht. Het beroep van X is ongegrond.