Hof erkent ondernemerschap van hovenier wegens vrijheid in opdrachten
Als iemand voor zijn werkzaamheden grote vrijheid krijgt voor de wijze waarop hij zijn werk kan verrichten en combineren voor verschillende opdrachtgevers, ontbreekt een gezagsverhouding en is hij geen oproepkracht maar ondernemer, aldus Hof Den Haag. Een hovenier verrichtte naast zijn hovenierswerkzaamheden agrarische werkzaamheden voor verschillende opdrachtgevers. Van de bedrijven waarbij hij de agrarische werkzaamheden verrichtte, kreeg hij beperkt aanwijzingen over welk werk hij moest doen en de wijze waarop. Hij kreeg bovendien grote vrijheid voor het bepalen van zijn werktijden, zodat hij het werk voor verschillende opdrachtgevers en zijn hovenierswerk naar eigen inzicht kon combineren. Naar zijn eigen oordeel was hij ondernemer.
De belastingdienst wilde zijn VAR-wuo voor de agrarische werkzaamheden 2014 met ingang van 1 maart van dat jaar herzien naar een VAR-loon. Dit omdat de belastingdienst deze werkzaamheden beoordeelde als oproepwerkzaamheden. Beide partijen gingen dan ook in hoger beroep nadat de rechtbank corrigeerde naar VAR-row. Hof Den Haag vond dat er in ieder geval geen sprake was van dienstbetrekking, omdat vanwege de beperkte aanwijzingen en de grote vrijheid die de hovenier kreeg een gezagsverhouding ontbrak. Ook van een zogenoemd ‘fictief dienstverband’ was volgens het hof geen sprake. Met het grote aantal opdrachtgevers was er ondernemersrisico en doordat de hovenier daardoor ook eigen bedrijfsmiddelen moest inzetten was sprake van een onderneming. De afgegeven VAR-wuo voor 2014 was onverkort blijven gelden.